30 pubers, 1 fles wodka en de politie: een lekker chill-avondje
Sep 15, 2025
“Oh mam,” zegt mijn dochter van vijftien, net voordat haar vrienden binnendruppelen voor een ‘chill-avondje’ beneden. “Ik weet nog dat m’n broer dit vroeger deed. Chillen met zijn vrienden. Toen vond ik hem altijd zó oud. En nu ben ik het zelf.”
Mijn hart smelt.
Daar staat ze, op de drempel van groot zijn. Met acht vrienden, een bak chips en een playlist.
Ik kijk naar mijn zoon, inmiddels negentien en net op kamers. De man die me de afgelopen jaren door de volledige encyclopedie van puber-ellende heeft gesleept. Impulsief, grenzeloos, experimenteel en nog veel meer.
Nu zit hij naast me op de bank. Rustig. Volwassen bijna.
Poeh.
Beneden is het gezellig. Boven kijken wij een serie. Tot de deur opengaat. Dochter: “Mam, we willen even naar buiten. Mag dat?”
“Prima,” zeg ik. “Half twaalf binnen.”
Als de deur dichtvalt, prikt zoon in mijn arm: “Die hebben een fles wodka, hoor.”
“Nee joh,” zeg ik. “Dat doet zij echt niet.”
Z’n blik zegt genoeg: ‘naïefje’.
Help
Om half twaalf gaat mijn telefoon. Dochter. “Mama? Je hebt toch gezegd dat ik altijd moet bellen als er iets is met drank? En dat je dan niet boos wordt?”
Mijn hart slaat een dubbele salto. Dit is zo’n zin die je wilt horen en tegelijkertijd vreest.
“Het gaat niet zo goed met een vriendin. We hebben… eh… wodka gedronken. Ze is aan het overgeven en de rest van m’n vrienden loopt rond en ik krijg ze niet mee naar huis. Wat moet ik doen?”
Oké.
“Ik stuur je broer,” zeg ik. “Hij helpt je wel. Dan komen jullie allemaal met hem naar huis.”
Op het plein blijken er geen 8, maar wel 30 tieners rond te hangen. De buren hebben zojuist de politie gebeld wegens overlast. Als zoon tegelijk met twee agenten aankomt, rent de hele meute weg. Behalve mijn dochter en haar clubje, die over dat ene vriendinnetje gebogen staan.
Daar staat ie. De jongen die drie jaar geleden zelf weg zou rennen, staat nu de politie te woord. Hij regelt dat de ouders van het meisje worden gebeld. Hij verzamelt de overgebleven pubers en brengt ze allemaal naar ons huis.
Ongerustheid. Schrik. Chaos.
Maar ook: een soort van trots.
Tijd is een magisch middel
Terwijl we met een glas water naast het bleke meisje zitten, wachtend op haar vader, denk ik even aan de tijd dat mijn zoon zestien was. De gesprekken. De ruzies. De straffen. De nachten dat ik wakker lag en dacht: hoe komt dit OOIT nog goed?
Ik had een heel actieplan.
- Meer grenzen stellen.
- Consequenter zijn.
- Hem laten inzien dat hij zelf verantwoordelijkheid is voor school, drankgebruik etc.
- Altijd in gesprek blijven.
We waren er enorm druk mee, maar het hielp allemaal niet veel.
En nu, drie jaar later, staat hij daar in gesprek met de politie als een soort officieuze woordvoerder voor ontspoorde jeugd.
Nadat iedereen veilig thuis is en de rust is weergekeerd, plof ik naast hem neer.
“Pfff,” zucht ik. “Wat een avond. Ik dacht dat ik mijn naïviteit wel kwijt was. Hoe komt dit ooit goed?”
Zoon kijkt me lachend aan.
“Ach… Geef het drie jaar, mam. Werkt prima.”